Onkruidenier projecten

03
Taraxacum determinatie quickscan

Botanisch onderscheiden van verschillende paardenbloemen

Paardenbloem herkennen eenvoudig? Dat veranderde in het voorjaar van 2019 met de realisatie dat dé paardenbloem niet bestaat. Na een bezoek aan het Herbarium Frisicum van Karst Meijer leerden we dat er alleen al in Nederland honderden soorten paardenbloemen bestaan die een cruciale rol spelen in onze biodiversiteit. Om aandacht te geven aan deze onderbelichte plant is Nationale Dag van de Paardenbloem in het leven geroepen. De Dag van de Paardenbloem is in 2019 ontstaan vanuit een samenwerking tussen Herbarium Frisicum, Festival Ruimtekoers, Natuurcentrum Arnhem en de Onkruidenier en vindt sindsdien jaarlijks plaats in het laatste weekend van april .

Wanneer je je oog traint en de paardenbloem leert observeren kom je erachter dat er een caleidoscopische wereld van soortenrijkdom achter deze plant zit. Maar hoe begin je met het leren herkennen van verschillende paardenbloemen? De afbeelding hierboven geeft inzicht in de anatomie van de paardenbloem zodat je de verschillen goed kunt herkennen. Herkennen van de soort paardenbloem start met het kijken naar de bloem én het blad.

Momenteel denkt men dat de paardenbloem soorten in Nederland in 10 secties te verdelen valt. Dit kun je zien als tien verschillende hoofdgroepen. Kom je bij de dagelijkse wandeling ook een paardebloem tegen en ben je benieuwd in welke sectie deze valt? Bekijk hieronder de verschillende secties en leer de verschillen herkennen.

Denk je de juiste paardenbloem gevonden te hebben en wil je meer ontdekken over je paardenbloem?

BLOEM
De gestreepte haakpaardenbloem kenmerkt zich door de sterk donkergroene tot bijna zwarte omwindselblaadjes en zijn vaak sterk berijpt. De omwindselblaadjes zijn meestal gerand en meestal opstaand tot afstaand. Zelden later iets teruggekromd.

BLAD
De bladeren zijn vrij stevig en donkergroen van kleur. De zijlobben zijn vaak sterk teruggekromd en kunnen sterk getand tot bijna ongetand zijn. Bladstelen zijn ongevleugeld tot iets gevleugeld. De bladstelen en de middennerf zijn meestal rood van kleur. Kenmerkend voor deze sectie zijn de opvallende groen en rode streepjes op de middennerf.

VERSPREIDING
Het is een vrij algemene soort in Nederland.
Meer over de gestreepte haakpaardenbloem



gevlekte paardenbloem

BLOEM
De sectie Naevosa kenmerkt zich door het voorkomen van vele violette vlekken op de bladeren en de grote stralende bloemen. De buitenste omwindselblaadjes zijn teruggekromd tot iets afstaand donkergroen en zwak gerand. Bloemhoofdjes zijn stralend tot 4 cm in diameter. Buitenste lintbloemen aan de onderzijde violet gestreept. De bloemsteel is vaak behaard en het stuifmeel is ontbrekend.

BLAD
De bladeren van Naevosa zijn sterk behaard. Bladsteel is sterk purperrood. De middennerf is sterk roodachtig gekleurd. Het bladoppervlak heeft vele
violette vlekken. Zijlobben (4-7) afstaand tot iets gekromd. De zijlobben zijn sterk driehoekig met een zeer spitse top. Niet of weinig getand. Interlobben zijn vrij breed (tot 8 mm). De eindlob is langwerpig helmvormig met een stompe top.

VERSPREIDING
Deze zeer zeldzame soort is bekend van Texel, Terschelling en Schiermonnikoog. Meer over de gevlekte paardenbloem



stekelige paardenbloem

BLOEM
De sectie Celtica is nauw verwant aan de sectie Hamata (de gestreepte haakpaardenbloem) maar heeft bloemknoppen die donkergroen zijn en soms enigszins berijpt. Buitenste omwindselblaadjes zijn in knoptoestand altijd aangesloten.

BLAD
De bladstelen zijn altijd gevleugeld. Verder heeft de sectie Celtica ook een streepjespatroon van groene streepjes in het rood.

VERSPREIDING
De sectie Celtica heeft een Atlantische verspreiding en is kenmerkend voor vochtige niet tot matig bemeste weilanden. Voor het merendeel zijn het kleine soorten. Meer over de hooiland paardenbloem

BLOEM
De sectie Obliqua kenmerkt zich door de duidelijk ingerolde buitenste lintbloemen en de oranjeachtige bloemkleur. De buitenste lintbloemen
zijn sterk ingerold en zijn oranjegeel van kleur. De omwindselblaadjes hebben vele knobbeltjes of hoorntjes. De afstand tussen de omwindsels varieert van afstaand tot aanliggend. Buitenste omwindsels van de bloemknoppen zijn klein, vrij stomp en kort. De bloeitijd begint ongeveer in de tweede helft na mei.

BLAD
De bladeren zijn lichtgroen van kleur en geheel kaal. Obliqua heeft bij de grond vaak een verdikte basis van oude bladresten. Wanneer je naar de bladeren van deze sectie kijkt, dan zie je vele zijlobben die regelmatig naar buiten staan. De zijlobben zijn kort, dicht op elkaar staand en met stompe korte top. De achterkant van de zijlobben heeft een enkele tand. Eindlob driehoekig en met stompe top.

VERSPREIDING
Obliqua komt veelvuldig voor in de kustduinen van Walcheren tot op
Texel. Ook op Schiermonnikoog. Deze soort komt alleen voor langs
de kust op zilte kalkhoudende zandgronden. Meer over de zandpaardenbloem

BLOEM
Bloemen zijn meestal vrij donkergeel gekleurd en opvallend klein. Omwindselblaadjes zijn strak aangesloten, groen tot rose-rood gekleurd.
Ongeveer de helft van de soorten heeft geen stuifmeel.

BLAD
Bladeren zijn vrijwel kaal, meestal donkergroen van kleur. Bladeren zijn meestal smal en ongedeeld tot met enkel zijlobben en met enkele kleine tanden. Bladstelen groen tot sterk rood gekleurd.

VERSPREIDING
Deze sectie behoort tot de meest bedreigde in Nederland. Vele soorten zijn vrijwel uitgestorven. Enkele soorten hebben in Nederland een kleine verspreiding. Meer over de moeraspaardenbloem

BLOEM
Bloemen zijn heldergeel. De buitenste lintbloemen kunnen gootvormig zijn met een roodachtige streep. Omwindselblaadjes zijn aanliggend
tot iets afstaand. Omwindselblaadjes zijn tot 3,5 mm breed en duidelijk gerand. Stuifmeel niet aanwezig

BLAD
De sectie kenmerkt zich door de zeer donkergroene tot grijsgroene bladeren. De bladstelen zijn smal, niet gevleugeld en donkerrood van kleur. Vaak komen violette vlekjes voor op de bladschijf en op de interlobben. Interlobben vaak zwart gekleurd. Bovenzijde bladeren kunnen soms verspreid behaard zijn. Zijlobben kort driehoekig spits uitstaand. Eindlob is verlengd met haakvormige spitse zijlobjes en met enkele tandjes

VERSPREIDING
De meeste soorten binnen deze sectie komen voor in Noorwegen,
Zweden en het noordwesten van Rusland. In Nederland komt deze soort sporadisch voor. Meer over de noordelijke paardenbloem

BLOEM
Bloemhoofdjes zijn vrij klein en de onderzijde van de lintbloemen zijn opvallend violet rood gestreept. Omwindselblaadjes zijn losjes afstaand tot
aangesloten en zijn groen gekleurd en vaak sterk wit berijpt 2 . De meeste soorten binnen deze sectie moeten nog als nieuwe soorten worden beschreven. Vele soorten hebben geen stuifmeelkorrels.

BLAD
Planten zijn van klein tot vrij groot en met enkele tot vele zijlobben en van sterk getand tot met enkele tanden.

VERSPREIDING
Deze sectie komt voor in de schraallanden in de beekdalen in
Nederland, maar sommige soorten hebben een duidelijk noordelijke
verspreiding. Enkele soorten hebben een bedreigde status, maar nader onderzoek is nodig. Meer over de schraallandpaardenbloem

BLOEM
De Sectie Macrodonta kenmerkt zich door het hebben van grote bloemhoofdjes.

BLAD
Sectie Macrodonta heeft overwegend groene bladstelen met uiterst verschillende bladvormen. De zijlobben en interlobben hebben vele grote tanden. Soms kunnen de bladeren ook gevlekt zijn.

VERSPREIDING
In brakke weilanden en veel voorkomend in Friesland. Meer over de stekelige paardenbloem

BLOEM
Omwindselblaadjes meestal sterk teruggebogen tot iets afstaand. Bloemhoofdjes vaak geel tot lichtgeel. Omwindselblaadjes zijn groen tot
violet-rood gekleurd. De meeste soorten hebben stuifmeelkorrels.

BLAD
Bladeren zijn meestal behaard, weinig tot diep ingesneden en weinig tot sterk getand. Bladstelen van smal tot breed gevleugeld en van groen tot sterk rood gekleurd.

VERSPREIDING
Deze sectie kent vele algemene soorten die op allerlei standplaatsen kunnen voorkomen in Nederland, van wegbermen, weilanden tot gazons. Binnen deze zeer algemene sectie in Nederland komen nog vele onbeschreven soorten voor. Misschien wel meer dan 500! Meer over de weidepaardebloem

BLOEM
Bloemhoofdjes opvallend klein met omwindselblaadjes met duidelijke knobbels, van teruggekromd tot afstaand . Meestal zijn de stuifmeelkorrels aanwezig, maar bij enkele soorten ontbreken ze vrijwel. De achenen binnen deze sectie hebben een eigen kleur van rood tot strokleurig. Sectie Erythrosperma bloeit vrij lang door tot in juni.

BLAD
Stengels hebben meestal vele afgestorven bladeren aan de voet. Bladeren zijn verschillend van vorm en meestal diep ingesneden, en met vele tanden tot bijna ongetand. Bladstelen groen tot sterk rood

VERSPREIDING
Binnen Nederland komen de soorten zeldzaam voor in het duingebied tot zeer algemeen op allerlei plaatsen in het binnenland langs zandpaden en stuifzandgebieden. Meer over de zandpaardebloem

Illustraties zijn gemaakt door Maaike Besseling.

Terug naar top