Werkperiode in Groningen

Het verblijf van de Onkruideniers op het voormalige Suikerunieterrein, gedurende het binnenlandgastatelier (Landscape Labs & SIGN) van het Mondriaanfonds in april en mei 2017, heeft geleid tot een fascinatie voor de complexiteit rondom de herkomst van ons voedsel.

Het suikerunie terrein is een soort ‘Tussenland’ geworden waar momenteel misschien wel meer suikers worden geproduceerd dan voorheen, door de fotosynthese in de wildgroei van de aanwezige planten en de stadsimker.

Fabrieken en productieplekken zoals het Suikerunieterrein, de Korenbeurs, de cichoreifabrieken, pakhuizen en bierbrouwerijen in de stad vormen geen actief onderdeel meer uit van de architectuur van  de dagelijkse voedselvoorziening van de Groningers. Vanuit verschillende perspectieven, door ontmoetingen met mensen leidend te maken in het werk, is gezocht naar aanknopingspunten en invalshoeken om de zichtbare betekenis van voedsel in het publieke domein in een nieuw verhaal aan de inwoners van Groningen te geven. Centrale vraag in het verhaal dat we ontwikkelden: Wat vertelt onkruid over de architectuur van voedsel in de stad Groningen en welke verborgen smaken kunnen we in de stad terugvinden die iets vertellen over de rijke geschiedenis van voedselproductie in Groningen?

De tussentijdse ervaringen werden gedeeld tijdens een afsluitende expeditie en tentoonstelling bij projectruimte SIGN.

SIGN

De Verruigingsfabriek

Zaterdag 3 juni om 17.00 uur OPENING in SIGN: ‘De smaak van het Suikerunie terrein’.

Smaken verschillen. Wat heeft iedereen geproefd?
Tijdens 2 maanden residentie in de PAIR hebben talloze mensen vanuit verschillende invalshoeken in hun contact met De Onkruidenier “De Smaak v/h Suikerunie terrein” gevormd. Zij zijn de radertjes in “De Verruigingsfabriek” geweest. De afspiegeling van hun invloed is in SIGN te ontdekken in geluid, smaak, beeld, tekst, tast & geur.

Vloeivelden

Expeditie Suikerunieterrein

Op 27 mei sluiten we onze residentie af met een expeditie over het voormalige suikerunieterrein. Hier delen we onze ervaringen, verhalen en experimenten na twee maanden van wonen en werken in de P.A.I.R, de mobiele residentie van Henry Alles. In een zelfvoorzienende plek als deze doet het ons realiseren hoe wij als mens, wezens van water zijn;  verplaatsbare waterzakken die continu water in en uit ons lichaam transporteren. We onderhielden een ritme van watertransport in het huishouden van deze plaatselijke ecologie. Water halen bij het fabrieksgebouw in twee jerrycans van elk 10 liter. Boodschappen doen wijn, sap, koffie en thee die we omzetten in zweet en urine. Een jerrycan is 13 ketels water. Op zuinige dagen gebruikten we vier ketels voor koffie en thee, twee ketels om te wassen, 2 ketels voor de afwas. 

Tijdens de expeditie proeven we het landschap en markeren we haar huidige conditie.

Drijf af van je comfortzone en dobber mee op het vlot van menselijke evolutie. Op een pallet en zes paar blauwe vaten, koersen we langzaam naar een buis midden op het water. Hier op de bodem liggen een paar uitgegiste biofacten. Op deze dag onbedoeld afgezonken en potentieel een toekomstige archeologische vondst. 

Kunstspot

https://www.youtube.com/watch?v=IQdbL4MSqCo&feature=youtu.be

Kunstspot in Groningen ging met ons op pad om een kort filmpje te maken over onze residentie.

Energieweg

Schuim

De complexiteit van het SU terrein leidde tot onze schuimtheorie, waarin iedere ontmoeting als schuimbel van waarde is geworden voor het onderzoeksproject. Naar een eigen interpretatie van eeuwenoude recepten, oogstten we een aantal wilde planten, die de dienst uitmaken op het terrein. Zo verarmden we het terrein door de ruigte te omarmen en kunnen de ecologische pareltjes weer een kans krijgen. Dit leidde tot de verruigingsdrank die we in de menselijke fabriek tijdens expedities op het terrein produceerden. Zo creëerden we met stedelijke vegetatie een nieuwe verbinding en verhaal over de complexe symbiose tussen de stad en ons voedsel. Een serie mousserende verruigingsdranken vormde begin juni het tussentijdse resultaat.

Voor de opkomst van hopbier, dat in de 17e eeuw ineens veel uit Hamburg en Bremen werd aangevoerd, was bierproductie (beter: gekookt water met laag alcoholgehalte) in de late middeleeuwen zeer algemeen. Veel gasthuizen deden dat, er waren particuliere brouwers en ook wel thuisstokers. Water uit een put of uit de Drentse A was bijna per definitie onbetrouwbaar en dat wist men. Bier werd gebrouwen in ketels en afgeleverd in een vat (of een grote ‘kogelpot’. De ingrediënten, zoals mout of haver kwamen uit de ommelanden en veel wilde planten zoals gagel, berenklauw, hondsdraf, druivenblad, moerasrozemarijn en wilde peen werden gebruikt om de gruitbier op smaak te brengen of te conserveren. 

Na de invoering van het Reinheitsgebot in Duitsland in 1516, waarbij afspraken werden gemaakt over de ingrediënten van bier, waren het veel Duitse steden waar de productie van bier een winstgevend internationaal product werd. Via het Hanze netwerk bereikte dit langer houdbare bier ook de stad Groningen. Hertog Willem III heeft de aanvoer van dit Duitse bier nog willen tegenhouden, maar tevergeefs. Op een gegeven moment besloten een aantal Groningers om zelf bier te gaan brouwen en kweekten hop in Peize. Het Kluinbier dat zo ontstond werd een populair Gronings biertje dat vervolgens in Leeuwarden en Amsterdam werd verkocht.

Het brouwen van dranken met wilde planten is niets nieuws. Duizenden jaren geleden brouwden de Egyptenaren al dranken in hun bakkerijen met resten van brood, wilde planten uit de omgeving van de stad en honing. De drank die door vergisting ontstond, was een heilige drank die alleen door de Farao’s werd gedronken. Waarschijnlijk waren het de Sumeriërs die al 8000 v. Christus gefermenteerde dranken produceerden met planten uit de berm. Daarover is niets op schrift gezet, enkel archeologische opgravingen in het midden-oosten hebben tot deze aannames geleidt. 

Vrijmarkt Groningen

Vrijmarkt

Notabene op de vrijmarkt in Groningen, ontmoetten we een amateur archeoloog die zijn fossielen van Groningse vissers kocht. Mammoeten, nijlpaarden, trekpaarden en… een halsje van een 17e eeuws bierflesje uit een beerput in Groningen… Een andere man die bij de kraam aan het kijken was, vertelde me over hoe de flesjes door monniken zou zijn vervaardigd om zo hun eigen bier te kunnen bottelen. Voor een euro mochten we het flessenhalsje meenemen. Deze verklaringen lijken echter zeer onwaarschijnlijk. Het leidde tot een nieuwe onderzoekslijn. Het exacte verhaal en achtergrond van het flessenhalsje is nog niet boven water en heeft ons nog nieuwsgieriger gemaakt.

Suikerunieterrein

Fundament

Aan het begin van de onderzoeksperiode vonden we een prachtig boek over de Suikerunie waarin historische foto’s een goed beeld geven van het werk op de fabriek en de wisselwerking met de omgeving. Suikerbieten werden aangevoerd via het kanaal, per trein en later ook met vrachtwagens. Deze suikerbieten, die ongeveer 20% van hun gewicht aan aarde meenamen van de akkers uit de omgeving van Groningen, Friesland en Drenthe werden vervolgens schoongemaakt en alle aarde werd vervolgens geloodst op de vloeivelden, iets verderop het terrein, waar het in verschillende bassins kon bezinken. Ieder jaar kwam op die manier een enorme hoeveelheid akkergrond mee, die ook weer verplaatst werd naar andere delen in de stad. Zo is een deel van de grond terecht gekomen in het Stadspark, waar je momenteel nog steeds een soort heuvel kunt zien om puin uit de tweede wereldoorlog te verbergen. Een ander deel van de grond kon worden gedumpt op het voormalige terrein van de bestrijdingsmiddelen fabriek, waar de vervuilde grond werd uitgegraven om vervolgens in Rotterdam onder te brengen, waar de grond gesaneerd werd. We vroegen ons af of de meegekomen aarde nog zaden bevatte van wilde planten die op die manier verplaatsten van de akker naar het terrein. Dit is inderdaad het geval, maar de Suikerunie bestreed de onkruiden, zodat ze niet opdoken op de vloeivelden. De suikerbiet adventieven, daar waren ze niet zo blij mee, vertelt Wout Veldtra ons. Vanaf het begin van het verblijf op het SU terrein was Wout Veldstra, voormalig stadsecoloog van de gemeente Groningen al van de partij. Als gepassioneerd en gepensioneerd aanjager van ecologie in de stad stelde Wout zijn kennis over het SU terrein beschikbaar.