IJsselstein

Eb en vloed in IJsselstein

Op 7 maart vond de opening plaats van de tentoonstelling Ongetemd bij Museum IJsselstein. Daarvoor maken wij nieuw werk. Ons project is een onderzoek en zoektocht naar de zee in IJsselstein. Al tijdens de opening werd geattendeerd op een schilderij dat het museum in langdurige bruikleen heeft: De IJsselpoort van de stad IJsselstein, gezien vanuit de baronie IJsselstein door kunstenaar Jan Weissenbruch (1822-1880). In dit schilderij is een ‘strandje’ te zien en redelijk laag water, praktisch naast het museum. Een andere bezoeker vertelde dat er tot 1953 nog altijd eb en vloed in de wateren van IJsselstein was geweest. De watersnoodramp in dat jaar zou aanleiding zijn geweest voor het aanleggen van een stormvloedkering en daarmee zou de invloed van de zee zijn ingeperkt en werd het waterpeil gereguleerd. Zou het dus kunnen zijn dat het eb was op het moment dat Weissenbruch het schilderij maakte? We drijven weg in onze fantasie. Wat als er daadwerkelijk een strandje in IJsselstein was geweest? Dat je gewoon daar, naast de poort, kon voetenbaden in de golven? Dat er schelpen en krabben aanspoelden door de aanwezigheid van de getijden en een octopus zomaar de straat oversteekt.  

Om dit na te vragen, nemen we contact op met Clarion Wegerif, medewerker van het Waterschap Stichtse Rijnlanden. Zij schreef ons in een uitgebreide email hoe de Hollandsche IJssel vroeger in open verbinding stond met de zee. In 1862 daarentegen werd de Waaiersluis in Gouda in gebruik genomen en werd de Hollandsche IJssel een bovenstrooms kanaal met een gereguleerd peil. Ze vroeg zich af of Weissenbruch het schilderij voor of na 1862 zou hebben geschilderd. Het meest aannemelijk zou het zijn wanneer het ervoor zou zijn geweest. Na de aanleg van de Waaiersluis zou ook kunnen, maar dan wel tijdens een hele warme zomer.  

Dit jaar is de lente alweer warm begonnen. Mogelijk wanneer dit doorzet in de zomer laat het strandje zich dit jaar weer zien, net zoals op het schilderij. De laatste keer dat we in IJsselstein waren vlogen er al meeuwen boven het ‘strandje’ van Weissenbruch. Was dit een teken? Zagen de meeuwen, net als wij, een strandje naast de poort? Werden deze zilte rommelaars aangetrokken door een zoute onderstroom in de lucht die hun zilte smaakpapillen had geactiveerd? Misschien als we de sluiswachter van de Waaiersluis lief aan zouden kijken, dan kunnen we elke 12 uur ofwel de ebdeuren dan wel de vloeddeuren openen. Met de komst van het brakke water en de getijden zouden we een hedendaagse versie van het schilderij van Weissenbruch oproepen. Met een beetje geluk drijven er kwallen en algen mee, daar zijn de meeuwen ook blij mee. De zee is dichterbij dan je denkt.